De Hoge Raad heeft in ECLI:NL:HR:2024:1457 een voor Mediation in Strafzaken belangrijke uitspraak gedaan. De verdachte was door het Hof Amsterdam veroordeeld voor dood door schuld in het verkeer door in 2020 als bestuurder van auto met zeer onverantwoord hoge snelheid te rijden en met grote impact te botsen op andere auto, art. 6 WVW 1994 en verlaten plaats van ongeval, art. 7 WVW 1994. In deze zaak had in hoger beroep mediation plaatsgevonden tussen de verdachte en de nabestaanden. Het Hof Amsterdam nam in zijn uitspraak op: “Verder merkt het hof op dat de verdachte en de nabestaanden, op verzoek van de verdachte, een mediation traject hebben gevolgd. Gedurende de mediation konden vragen worden gesteld door nabestaanden aan de verdachte. Hoewel het hof waardeert dat de verdachte deze mogelijkheid voor de nabestaanden heeft gecreëerd, kent het hof hieraan in dit geval per saldo geen strafverlagende betekenis toe. Bij dit oordeel speelt de ernst van de feiten een doorslaggevende rol.”In cassatie betoogde de verdediging dat de rechter steeds tot strafverlaging zou moeten over gaan als er een slotovereenkomst is gesloten. De Hoge Raad wijst dat af op grond van de tekst van de wet en de wetsgeschiedenis: “Uit art. 51h.2 Sv en wetsgeschiedenis van die bepaling volgt niet dat rechter steeds verplicht is om vanwege totstandkoming van overeenkomst tot strafverlaging over te gaan. Middel, dat op andersluidende opvatting is gebaseerd, is daarom tevergeefs voorgesteld.”Met dit arrest bevestigt de Hoge Raad het beginsel dat in de praktijk al vanaf het begin bij mediation in strafzaken toepassing vindt: de rechter is geheel vrij om zelf te bepalen òf en zo ja hòe hij rekening wil houden met een slotovereenkomst na MiS. Voor de praktijk is die vrijheid van groot belang, nog los van de meer principiële vraag of de onafhankelijkheid van de rechter beknot mag worden. Partijen bij een mediation bepalen samen, onder begeleiding van de mediators, welke afspraken ze willen maken en wat zij daarvan aan de rechter of de officier van justitie mee willen geven. Als al van tevoren vast zou staan dat het enkel maken van afspraken in een slotovereenkomst tot strafverlaging moet leiden, legt dat een te grote druk op partijen en op het mediationproces. Andersom zou het hetzelfde gelden als al van tevoren vast zou staan dat het tot stand komen van een slotovereenkomst nooit tot strafverlaging zou leiden. Idem als bijvoorbeeld het wel of niet willen deelnemen aan mediation, of het in de mediation uiteindelijk wel of niet willen maken van afspraken, tot een van tevoren vastgelegde uitkomst in de strafzaak zou leiden. Dat alles zou afbreuk doen aan de vrijheid van partijen om tot deelname aan mediation te besluiten. Die vrijwilligheid is een kernwaarde van mediation, en het is goed dat die kernwaarde in het arrest tot uitdrukking komt.
Het arrest is hier te lezen https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:HR:2024:1457
Kommentare